“De Kanjertraining bestaat uit een serie lessen met bijbehorende oefeningen om de sfeer in de klas goed te houden (preventief) of te verbeteren (curatief). U kunt hierbij denken aan afname van probleemgedrag en depressieve gevoelens, alsmede een toename op welbevinden en zelfwaardering. Met de Kanjertraining leren kinderen zich op een positieve manier te handhaven in sociaal stressvolle omstandigheden. Meer informatie kunt u vinden op www.kanjertraining.nl.
Belangrijke Kanjerthema’s
- Daders en slachtoffers;
- Straatcultuur en cultuur van wederzijds respect;
- Zelfbeheersing;
- Respectvol gedrag;
- “Nee” durven zeggen tegen “vrienden”;
- Bewust besluiten niet mee te doen met narigheid;
- Ouders worden actief betrokken en daarmee de culturele achtergrond van het kind;
- Het inhoud geven aan de vijf Kanjerregels;
De vijf Kanjerregels
- Wij vertrouwen elkaar
- Wij helpen elkaar
- Wij lachen elkaar niet uit
- Je speelt niet de baas
- Je doet niet zielig
Trainingsdoelen
Doel van de Kanjertraining op school is de sfeer in de groep goed te houden (preventief), of te verbeteren (curatief). Als de lessenreeks curatief wordt gegeven, dan is de verwachting dat bij een goede uitvoering van de lessenreeks de kinderen een betere band hebben gekregen met elkaar/met de leerkracht en zich prettiger voelen in de klas.
Subdoelen zijn:
- Bevorderen van vertrouwen en veiligheid in de groep;
- Versterken van sociale vaardigheden bij de kinderen;
- Beheersing door de kinderen van verschillende oplossingsstrategieën in conflicten;
- Bewustwording van eigenheid bij de kinderen: ik doe mij niet anders voor dan ik werkelijk ben;
- Verantwoordelijkheid nemen;
- Bevordering actief burgerschap en sociale integratie.
De training heeft overigens niet als doel kinderen braaf te krijgen. Het is een trainingsprogramma waarin veel ruimte is voor de autonomie van het kind. De ervaring leert dat nagenoeg alle kinderen (een zeldzame uitzondering daargelaten) zich autonoom en authentiek op een positieve manier willen ontwikkelen. Daarbij is niet alleen een goede pedagogische relatie met de ouders en leerkracht een vereiste, maar ook een veilige sfeer in de klas, zodat de kinderen tot hun recht kunnen komen.
Algemeen Kanjergedrag bij ouders en leerkrachten
Omdat kinderen gedrag imiteren van opvoeders zoals ouders en leerkrachten is het van belang dat deze opvoeders zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en kanjergedrag laten zien. Omdat gedragingen van ouders uiteenlopen, hebben we hieronder een tweedeling gemaakt in gedrag. Het ene is aan te bevelen gedrag, het andere is af te raden gedrag.
Positief gedrag van de opvoeder (ouder en leerkracht):
- Begripvol: Kan begrip opbrengen voor gedachten- en leefwereld van kinderen.
- Respectvol: Neemt kinderen serieus en respecteert hun reacties.
- Vriendelijk: Praat rustig, kijkt kinderen aan, snauwt en schreeuwt niet.
- Optimistisch: Verwacht dat het met het kind goed zal aflopen. De taak zal goed worden uitgevoerd.
- Rustig: Beweegt zich rustig, praat rustig, reageert rustig, is voorspelbaar.
De positief ingestelde opvoeder:
- Durft vertrouwen te geven;
- Durft naar eigen functioneren te kijken;
- Stelt het welzijn van het kind voorop;
- Durft controle uit handen te geven;
- Voegt daden bij woorden/is echt;
- Geeft duidelijke (liefdevolle) regels en grenzen;
- Corrigeert opbouwend, geeft tips;
- Moedigt onafhankelijk zijn van het kind aan;
- Neemt verantwoordelijkheid voor een rustige en veilige sfeer.
Negatief gedrag van de opvoeder (ouder en leerkracht):
- Onbegrip: Heeft geen begrip voor gedachten- en leefwereld van kinderen.
- Respectloos: Neemt kinderen niet serieus en respecteert hun reacties niet.
- Onvriendelijk: Praat over de hoofden van kinderen heen, snauwt, schreeuwt en is geïrriteerd.
- Pessimistisch: Verwacht dat het verkeerd zal aflopen met het kind of dat de opdracht zal mislukken.
- Druk: Gedraagt zich hyperactief, is onvoorspelbaar.
De negatief ingestelde opvoeder:
- Verwacht niets van kinderen ten aanzien van eigen verantwoordelijkheid;
- Wantrouwt;
- Stelt eigen belang voorop;
- Is gevoelig voor status, vormelijkheden en regeltjes;
- Neemt geen opvoedingsverantwoordelijkheid;
- Is bang controle te verliezen;
- Denkt niet na over eigen functioneren;
- Corrigeert afbrekend, maakt veel negatieve opmerkingen;
- Verwart opvoeding van het kind met een hondentraining;
- Neemt eigen woorden niet serieus, is onecht;
- Is lui en/of gemakzuchtig en stelt daarom geen duidelijke grenzen;
- Geeft zelf het verkeerde voorbeeld;
- Is bang voor een grote mond en durft kinderen daarom niet te corrigeren.